Technologieën voor webcontent bieden tal van mogelijkheden om de structuur en betekenis van content vast te leggen. Gebruik van de eigenschappen van een technologie voor webcontent zoals bedoeld in de specificatie zorgt er voor dat de betekenis van content op zo eenduidig mogelijke wijze wordt vastgelegd.
Daardoor:
U.1.3 Kopregelhiërarchie: Sla geen niveaus over in de hiërarchie van kopregels (Niveau A)
A
Met kopregels wordt, indien juist toegepast, structuur in content aangebracht en voorzien van een logische hiërarchie. Het overslaan van niveaus wekt de indruk dat de structuur van een document niet goed is doordacht, of dat kopregels zijn gebruikt vanwege de manier waarop ze worden weergegeven. In het laatste geval is de betekenis van de kopregel ondergeschikt gemaakt aan de presentatie ervan.
Juist toegepaste kopregels markeren het begin van een belangrijke paragraaf met content. De belangrijkste content van een pagina of paginasectie krijgt een kopregel met het hoogste kopregelniveau en de erop volgende content wordt overeenkomstig gemarkeerd, zonder dat daarbij kopregelniveaus worden overgeslagen.
Omdat met kopregels belangrijke paragrafen worden aangegeven, maken toepassingen om inhoudsopgaven te genereren en hulptechnologieën hiervan gebruik om overzichten van de inhoud van webpagina's te creëren. Gebruikers worden zo op efficiënte wijze doorgeleid naar de door hen gezochte content.
hardware en/of software die handelt als een user agent, of samen met een algemeen gangbare user agent optreedt, om functionaliteit aan te bieden om te voldoen aan de eisen van gebruikers met functiebeperkingen die verder gaan dan wat door gangbare user agents wordt aangeboden
Opmerking 1: door een hulptechnologie aangeboden functionaliteit omvat alternatieve vormen van weergave (bijvoorbeeld als synthetische spraak of vergrote content), alternatieve invoermethoden (bijvoorbeeld stem), aanvullende navigatie- of oriëntatiemechanismen, en contenttransformaties (bijvoorbeeld om tabellen toegankelijker te maken).
Opmerking 2: hulptechnologieën communiceren vaak gegevens en boodschappen met algemeen gangbare user agents door APIs te gebruiken en te monitoren.
Opmerking 3: het verschil tussen algemeen gangbare user agents en hulptechnologieën is niet absoluut. Veel gangbare user agents bieden een aantal opties aan om mensen met een functiebeperking te helpen. Het fundamentele verschil is dat gangbare user agents mikken op brede en diverse doelgroepen die doorgaans mensen met en zonder functiebeperkingen bevatten. Hulptechnologieën mikken op nauwkeurig gedefinieerde bevolkingsgroepen van gebruikers met specifieke functiebeperkingen. De door een hulptechnologie geleverde assistentie is meer specifiek en geschikt voor de behoeften van de beoogde gebruikers. De algemeen gangbare user agent kan belangrijke functionaliteit leveren aan hulptechnologieën als het oproepen van webcontent uit programmaobjecten of het parsen van opmaak tot identificeerbare pakketten.
Voorbeeld: hulptechnologieën die belangrijk zijn in de context van dit document omvatten onder andere:
schermvergroters en andere visuele leeshulpmiddelen, die gebruikt worden door mensen met visuele, perceptuele en physical print functiebeperkingen om lettertype, grootte, spatiëring, kleur, synchronisatie met spraak, etc. te veranderen om de visuele leesbaarheid van de weergegeven tekst en afbeeldingen te verbeteren;
schermlezers, die gebruikt worden door mensen die blind zijn om tekstuele informatie te lezen door middel van synthetische spraak of braille;
software die tekst in synthetische spraak omzet, gebruikt door mensen met cognitieve, taal- en leermoeilijkheden;
spraakherkenningsoftware, die gebruikt kan worden door mensen met bepaalde fysieke functiebeperkingen;
alternatieve toetsenborden, die gebruikt worden door mensen met bepaalde fysieke functiebeperkingen om het toetsenbord te simuleren (met inbegrip van alternatieve toetsenborden die "head pointers", eenknopsschakelaars, zuig-/blaasschakelaars en andere speciale invoerapparatuur gebruiken).;
alternatieve aanwijsapparaten, die gebruikt worden door mensen met zekere fysieke functiebeperkingen om muisaanwijzing en knopactiveringen te simuleren.
Een op zichzelf staand gedeelte van geschreven content die gaat over één of meer gerelateerde onderwerpen of ideeën
Opmerking: een paragraaf kan bestaan uit één of meer alinea's en grafieken, tabellen, lijsten en subparagrafen bevatten.
mechanisme om instructies te coderen die weergegeven, afgespeeld of uitgevoerd worden door user agents
Opmerking 1: zoals ze in deze richtlijnen gebruikt worden, verwijzen "webtechnologie" en het woord "technologie" (als het afzonderlijk wordt gebruikt) beide naar webcontenttechnologieën.
Opmerking 2: onder webcontenttechnologieën kunnen vallen: opmaaktalen, gegevensformaten of programmeertalen die auteurs alleen kunnen gebruiken of in combinatie om eindgebruikers-ervaringen te creëren die variëren van statische webpagina's tot gesynchroniseerde mediapresentaties tot dynamische webapplicaties.
Voorbeeld: enige gangbare voorbeelden van webcontenttechnologieën zijn HTML, CSS, SVG, PNG, PDF, Flash en JavaScript.
alle software die webcontent voor gebruikers ophaalt en presenteert
Voorbeeld: webbrowsers, mediaspelers, plug-ins en andere programma's - waaronder hulptechnologieën - die helpen bij het ophalen en weergeven van en het interacteren met webcontent.
Elk genummerd item in deze sectie staat voor een techniek of combinatie van technieken die afdoende wordt beschouwd om aan dit succescriterium te voldoen. Met de genoemde technieken wordt pas aan het succescriterium voldaan indien ze in overeenstemming zijn met de conformiteitseisen.
Als een 'gangbare fout' uit deze sectie van toepassing is, dan wordt niet aan het succescriterium voldaan.
(Er zijn nog geen gangbare fouten gedocumenteerd)
De volgende content op deze pagina heeft de status 'normatief' en is ongewijzigd overgenomen uit het normdocument Webrichtlijnen versie 2: